Met dank aan Jan Martens.
Jan Martens moet zijn bedrijf opgericht hebben in 1973, maar het was meer dan een loonbedrijf. Naast zijn landbouwwerken construeerde Jan ook machines. De bedrijfsnaam werd dan ook ‘Martens Systems’. Voordat Jan zijn bedrijf oprichtte was hij werkzaam bij Sperry / New Holland bij de dienst service.
Jan ging hiervoor geregeld naar het buitenland, maar al snel werd al dat reizen vervelend en door de liefde voor het vak en het vaak in contact komen met loonbedrijven werd de stap gezet naar een eigen bedrijf.
Het bedrijf verrichte vooral de volgende werkzaamheden: Het hakselen van gras en maïs, oprapen van gras, maaidorsen, mais dorsen, bieten en rapen rooien, maaien en ook nog klepelmaaien.
In het jaar 1974 werd van start gegaan met het hakselen van maïs. Dat jaar ging de geschiedenisboeken in als een extreem nat jaar. Martens was hier op voorbereid en al snel werden een stel ijzeren rupsen onder de hakselaar geplaatst. Hierbij was men één van de eersten die maïs hakselden en al zeker pionier op het vlak van hakselen met rupsen.
De eerste hakselaar dat Martens Systems bouwde was in het jaar 1976. Deze, alsook de opvolgers, werden gebaseerd op het principe van de Fendt Agrobill, de zelfrijdende opraapwagen dat Fendt bouwde. De machine was in staat om maïs en gras te hakselen met een gras pick-up en een 2-rijige New Holland maïsbek, alsook om gras op te rapen. Dit door gebruik te maken van een zelfgemaakt rotor invoersysteem. De machine kon ook worden uitgerust met een New Holland klepelmaaier. De bak had dan weer een inhoud van ongeveer zes ton en kon zowel achteraan als zijdelings gelost worden. Zijdelings werd er gelost via een losband aan de zijkant. Als aandrijving bezat de machine een Ford motor van 120 pk.
Van deze machine werden er vier stuks gebouwd voor enkele collega loonwerkers.
De voornaamste reden om deze machine te bouwen was, omdat er rond de jaren ’80 de percelen maïs niet groter waren dan vier hectare’s. Als de landbouwer dan op de silageput zat, kon de loonwerker met deze hakselaar er een éénmansactiviteit van maken, aangezien men niet loste in een silagewagen, maar rechtstreeks op de silageput.
De opvolger die Jan Martens bouwde, lijkt sterk op de eerste Martens Systems dat hij maakte. Naast het hakselen van maïs en gras kon deze machine ook rapen plukken. Dit gebeurde met een Holaras plukker. Nog een belangrijke aanpassing was dat de bak nu ook als een hooglosser kon worden schuin geplaatst om zo te lossen in een silagewagen, doordat de afstanden naar de silageput verder werden. Deze hakselaar had een Deutz motor van 220 pk.
Hakselaar nummer drie dat men bouwde was weer net iets anders of de vorige. De belangrijkste aanpassingen hier waren aan het lossysteem. Er werd een bunker op gebouwd die zijdelings kon lossen, zodat men niet uit de rijen maïs moest komen. De hakselaar werd uitgerust met een M.A.N. motor van 250 pk.
Hakselaar nummer vier en tevens ook de laatste die Martens bouwde zien we op de volgende foto’s. Deze machine was in staat om naast maïs en gras te hakselen, ook bieten te rooien. De aanpassingen van hakselunit naar rooiunit, kon in één nacht worden geklaard. Het was een indrukwekkende machine, mede ook doordat de bunker waar de alles in geblazen werd, kon worden uitgeschoven tot zes meter breed! De machine was eerst uitgerust met een vier-rijige hakselbek, later werd dit een zes-rij. In de deze Martens Systems lag toen een 340 pk krachtige DAF motor die maar liefst 6500 uren op de teller had toen hij het bedrijf verliet.
Een opvallend detail was, dat men in al die jaren met deze machine te hakselen, steeds met één silagewagen reed, doordat men de bunker kon vergroten. Dat deed de onkosten en het personeelstekort ten goede.
De eerste en de laatste hakselaar die op het bedrijf waren, waren niet vervaardigd door Jan. De eerste was een New Holland en de laatste werd er eentje van het merk Mengele. Deze keer geen bunkerhakselaar, maar werd er gekozen voor een Mengele SF 6500. De hakselaar werd aangekocht omdat het rooien van de bieten en het hakselen van de maïs steeds dichter bij elkaar lagen. Om niet telkens te moeten verbouwen, hield men de zelfbouw als bietenrooier en hakselde men met de Mengele. De hakselaar is na het stopzetten van het bedrijf terecht gekomen bij landbouwer Soete uit Westende, die we enkele jaren geleden ook op foto hebben kunnen zetten.
Met het maaidorsen werd ook al gestart in 1973. Op het dorsen van maïs was het nog even wachten tot in 1981, hierbij was men terug ook één van de eersten die dit uitvoerden in de streek. Het dorsen gebeurde met een Clayson New Holland 1545. Deze werd later vervangen door een New Holland TF 44, die we dan ook later hebben gezien bij loonbedrijf Agrida uit Oostkamp.
Naast de hakselaar, werden ook silagewagens, kippers, graanblazer, hamermolen, een dieplader, een containerwagen en een hooglosser gebouwd. Voor de natte omstandigheden werd er zelfs een zelf rijdende hooglosser gebouwd om de basis van een Horsch tricke.
Voordat men de hakselaar kon ombouwen tot bietenrooier, werden de bieten gerooid met een twee fasen systeem. De bieten werden toen opgeraapt door een Boran Baro Lepime raper.
Verder nog een kleine greep uit de werkzaamheden die men uitvoerde toen.